Eind vorige maand, op 25 mei, laat in het Amerikaanse Minneapolis George Floyd, een Afro-Amerikaanse man die in 2009 tot vijf jaar cel was veroordeeld voor een gewapende overval, het leven tijdens een uit de hand gelopen arrestatie door een blanke politieagent. Floyd stikt doordat de commissaris minutenlang zijn knie op de hals van de man gedrukt houdt. Drie collega’s van de politieman, een Hmong-Amerikaan (de Hmong zijn een Zuidoost-Aziatische bevolkingsgroep), een Afro-Amerikaan en een blanke, grijpen al die tijd niet in ondanks herhaaldelijke aanmaningen van omstanders over de noodsituatie waarin Floyd verkeert. De arrestatie wordt beschouwd als moord, de betrokken agent wordt opgepakt en er zijn reeds onderzoeksdaden gesteld. Hoewel in de VS problemen van structureel racisme in het — naar onze Europese normen pover geschoolde — politiekorps vrij uitgebreid zijn gedocumenteerd, is een eventueel racistisch motief bij de misselijkmakende behandeling van George Floyd nog niet juridisch aangetoond, en in de strafrechtelijke onderzoekingen die reeds zijn gevoerd, is daar zelfs geen sprake van.
Ongetwijfeld denkt u nu “klopt dit wel; ik dacht dat dit stuk over de Congolese onafhankelijkheid ging?”, en dat is terecht. Toch verplicht de actualiteit mij jammer genoeg om de ietwat bizarre link met dit Amerikaanse strafonderzoek te leggen: de wereldwijde, vaak gewelddadige Black Lives Matterprotesten waarbij een veelvoud aan zwarte en blanke politiemensen én burgers reeds het leven liet in vergelijking met de beruchte arrestatie in Minneapolis, het voorspelbaar snel daaruit voortvloeiende blinde iconoclasme tegen overleden westerse leiders van alle mogelijke gezindten en politieke kleuren, het welhaast manische opbod aan politiek correcte hysterie en het in sneltreinvaart gehypete beschuldigende vingertje ten aanzien van al wat ‘wit’ en westers is, zijn het publieke debat zonder pardon gaan overheersen in de aanloop naar deze onafhankelijkheidsverjaardag. Tendensen die zich soms het meest van al voordoen onder lieden die doorgaans in geen velden of wegen zijn te bekennen wanneer het gaat over ontwikkelingen in Afrika of Congo, zoals de dramatische sprinkhanenplaag in Oost-Afrika, de recente ebola-uitbraak in de Noordwest-Congolese grootstad Mbandaka of het aanhoudende geweld in Oost-Congo.
Beklemmende pensée unique als schaduw over een jubileum
De viering van 60 jaar onafhankelijkheid van onze voormalige kolonie is een verjaardag die we normaal gesproken op een heuglijke, optimistische, toekomstgerichte, maar ook intellectueel prikkelende manier zouden moeten vieren, als het even kan begeleid door een dagen- of zelfs wekenlange aaneenschakeling van herdenkingen, historische anekdotes, verrassende weetjes, boeken- of televisietips en kritische bespiegelingen over dit onmetelijke land van 2,3 miljoen vierkante kilometer (groter dan Saoedi-Arabië) en 90 miljoen inwoners (meer dan Iran of Duitsland), waar liefst 240 talen worden gesproken, dat een van ’s werelds meest ontzaglijke rivieren enigszins prozaïsch tot zijn verkeersaders mag rekenen, en waar de grootste Franstalige stad van onze planeet, Kinshasa, is gelegen.
Die feestdag wordt echter volledig overschaduwd door dit ene Amerikaanse nieuwsfeit en de wereldwijde schokgolf die hij op gang bracht, alsof men in Berlijn ook verwacht dat wij 21 juli invullen met een eindeloze litanie over de beide wereldoorlogen. Ook in mijn eigen Arteveldestad koos het stadsbestuur, nochtans onder leiding van een blauwe burgemeester, ervoor om onder druk van een licht ontvlambare fractie van de publieke opinie een borstbeeld van koning Leopold II nota bene op deze onafhankelijkheidsdag te verwijderen — de onafhankelijkheidsdag van een land waarvan de hoofdstad een vele malen groter ruiterstandbeeld van diezelfde Leopold huisvest dat steviger op zijn sokkel staat dan waar ook ter wereld. Wat een luxe hebben wij toch om zoveel van onze energie aan dergelijke symbooldossiers te kunnen wijden.
Wat vieren we?
Eerlijk is eerlijk: zoals de meeste voorafgaande jaren is er ook nu weer niet bijster veel reden tot feest in Kinshasa. En dat is sinds het moment van de onafhankelijkheid in 1960, toen Congo samen met Zuid-Afrika nochtans het meest geïndustrialiseerde land van heel Afrika was, helaas nooit echt significant anders geweest. Al sinds het prille begin van zijn onafhankelijke bestaan lijkt Congo continu van de regen in de drop te vallen. Dat steekt de ogen uit wanneer je kijkt naar landen zoals Mozambique, Senegal of Ghana, die al heel wat jaren doorgaan voor bakens van stabiliteit. Congo’s jaarlijkse economische groei is dan wel haast spectaculair, hij verbleekt nog steeds bij de weinig bemoedigende absolute cijfers waarmee het land, een van de armste en minst stabiele ter wereld, het moet zien te rooien. Na de lange jaren onder de flamboyante, maar kleptocratische dictator Mobutu Sese Seko (1965-‘97) en de volgens velen al niet veel betere Laurent-Désiré Kabila (1997-2001) volgden de jaren onder diens zoon Joseph (2001-‘19), waarin de diplomatieke verhoudingen met ons land, diplomatisch uitgedrukt, ups en downs kenden. Sinds het inzweren van de nochtans op weinig transparante wijze aangetreden Félix Tshisekedi afgelopen jaar, de zoon van ‘eeuwig opposant’ Étienne, lijkt het alsof het imago wat wordt opgeblonken, en ook de verhoudingen met Brussel lijken weer resoluut de goede kant op te gaan. Dit prille opgepoetste blazoen kreeg vorige maand echter al snel een deuk door de verdacht snel afgehandelde veroordeling van Tshisekedi’s kabinetschef Vital Kamerhe tot tien jaar dwangarbeid. Kamerhe zou bij de volgende presidentiële stembusslag zelfstandig opkomen — deze verrassende wending riskeert opnieuw de lont aan het kruitvat te steken in Kinshasa.
Gelukkig heeft Congo zoveel meer te bieden dan intern en extern politiek gehakketak. Allemaal themata die uitgebreid aan bod zouden kunnen komen naar aanleiding van deze nationale feestdag.
Ik moet spontaan denken aan gynaecoloog Denis Mukwege, die in 2018 de Nobelprijs voor de Vrede won voor het enorme werk dat hij al decennia in Oost-Congo verzet voor vrouwen en meisjes die slachtoffer werden van barbaars seksueel geweld. Ook de mechanismen achter de verschillende opeenvolgende conflicten die met name de twee Kivu’s (Noord- en Zuid-Kivu) teisteren, zouden een veel prominentere plaats moeten krijgen in ons publieke debat.
Of er is het creatieve dynamisme en de veerkracht van de Kinois, de hoofdstedelingen van Kinshasa, die met liefst 13 miljoen inwoners in haar agglomeratie Afrika’s derde metropool is geworden na de Egyptische hoofdstad Caïro en de Nigeriaanse economische hotspot Lagos. De almaar talrijker wordende nouveaux riches en middenklassers eisen zelfbewuster hun plek op het mondiale economische schaakbord op, en terecht. Volgens prognoses zal Kinshasa in 2075 wereldwijd zelfs de grootste stad zijn met liefst 58,4 miljoen inwoners, vóór Bombay met 57,9 miljoen, en die groei zal zich in alle lagen van de bevolking voordoen. Mensen met een neus voor zaken houden de vinger aan de pols in deze kloppende harten van de fel groeiende Afrikaanse economie.
Bij die groei hoort op zijn beurt een exponentiële ontwikkeling van het wegen- en luchtvaartnetwerk die zich aandient. Het luchtvaartlandschap in Congo is bijzonder volatiel; maatschappijen schieten er als paddenstoelen uit de grond, om vaak weer even snel te verdwijnen. Het valt af te wachten in hoeverre de jongste poging voor een nationale luchtvaartmaatschappij, het in 2015 gestarte Congo Airways, een succesverhaal kan worden. Het bedrijf is alvast geen uitzondering op de regel dat álle Congolese maatschappijen op de zwarte lijst van in de EU verboden luchtvaartmaatschappijen staan.
Naar een volwassen dialoog
De festiviteiten gisteren in Kinshasa vonden dus op twee fronten in zekere zin in mineur plaats: vanwege corona werd er geen militair defilé of ander noemenswaardig evenement georganiseerd — de regering kondigde aan dat de uitgespaarde middelen naar gezondheidszorg én militaria zullen gaan —, en vanuit het buitenland bezien is het nog wachten op écht gevoelige verbeteringen in het land. Maar laat ons toch alstublieft 60 jaar onafhankelijkheid van onze voormalige kolonie herdenken via een normale dialoog tussen culturen, gemeenschappen en landen, een tweegesprek mét aandacht voor de historische verantwoordelijkheid van ons land, maar op basis van gelijkwaardigheid en het verdomde grijpen van kansen, weg van het onderhand grijsgedraaide dader-slachtofferdiscours en liefst ook verheven boven clichézwanger groepsdenken.
Gertjan Roels is Goalkeeper Internationaal bij Jong VLD en bestuurslid van Jong VLD Gent. Hoewel hij Centraal-Afrika nog niet bezocht, volgt hij de ontwikkelingen in de regio al jaren.
Hij schreef dit stuk in eigen naam.
Medeondertekenaars:
• Steven Arrazola de Oñate is voorzitter van Jong VLD Rotselaar en ondervoorzitter van Jong VLD BlauwBrabant. Hij was reeds in Centraal-Afrika werkzaam als Inlichtingenofficier voor Defensie.
• Jente De Clercq is ondervoorzitter van Jong VLD Deinze.
• Manon Pellegrims is oud-voorzitter van het Liberaal Vlaams Studentenverbond Antwerpen.
• Johan Vancoillie is ondervoorzitter van Open Vld Kortrijk, ondervoorzitter van Open Vld Zuid-West-Vlaanderen en regioafgevaardigde naar de Open Vld-partijraad.
Be the first to comment
Sign in with
Facebook