België 2030

Pleidooi voor meer democratie en minder particratie in een volwassen federaal land

Een dubbele knoop

Een niet te ontwarren institutioneel kluwen. Zo valt onze staatsstructuur het best te omschrijven. Verbrokkelde bevoegdheden. Interministeriële conferenties waar iedereen naar elkaar kijkt. Geen eenheid van commando.

Wat we al langer wisten, werd deze coronacrisis opnieuw pijnlijk duidelijk: een coherent en efficiënt overheidsbeleid is in ons land onmogelijk. “In dit land kan bijna niemand meer de bevoegdheidsverdeling inzake gezondheidzorg uitleggen.” Een uitspraak die zowel professor emeritus André Alen als voormalig coronacommissaris Pedro Facon lieten optekenen de voorbije jaren.

Deze inefficiënte staatsstructuur bemoeilijkt daadkrachtig beleid. Het geeft voedingsbodem aan het beeld van een onmachtige politieke klasse. Te meer deze patstelling ook verweven is met een evenzeer verbrokkeld politiek landschap. De nood aan beleidsverandering botst daardoor niet alleen op de limieten van onze staatsstructuur, maar ook op die van ons politiek systeem. De particratie zit vast in de wetstraatstolp, gevangen in hun eigen existentiële vragen.

Midden jaren ‘80 brandmerkte Herman Van Rompuy het falende beleid met de Italiaanse term “Malgoverno”. Het was een periode waarin een communautaire en economische crisis samenkwamen met ontspoorde publieke financiën als gevolg. Maar er was meer aan de hand dan enkel dit. Het politieke systeem raakte verstrikt in zichzelf.

Het “Malgoverno” is terug van nooit weggeweest. Of het nu gaat om het pensioenbeleid, het klimaatvraagstuk of de nood aan een fiscale

hervorming: geen enkel groot maatschappelijk vraagstuk geraakt aangepakt op een manier die de lange-termijntoets doorstaat.

Het is deze stilstand die de kloof tussen de burger en politiek verder voedt. Die ervoor zorgt dat de overheid geen vertrouwen krijgt van haar burgers. Een structurele oplossing vraagt zowel een omslag van onze staatsstructuur als van onze particratie. Alleen als deze dubbele knoop kan ontward worden, kan de politiek terug tot beleid komen en het vertrouwen van de burgers terugwinnen.

Van staatshervorming naar staatsverbetering. Van top down naar bottom up.

Veeleer dan een zoveelste ad-hoc en top-down staatshervorming in het kader van regeringsonderhandelingen, moet er een diepgaande omwenteling komen die leidt tot een nieuw evenwicht dat niet elke vijf tot tien jaar op de schop moet.

Wanneer iets niet al te best werkte op het federale niveau werd de bevoegdheid doorgeschoven naar het niveau van de gewesten of gemeenschappen Het deed er niet toe dat alles complexer en meer versnipperd werd. Efficiëntie en werkbaarheid deden niet ter zake. Regionalisering werd een doel op zich. Sinds kort is er een tegenbeweging op gang gekomen en spreekt men over de herfederalisering van bepaalde bevoegdheden. Wat niet werkt op Vlaams niveau zou per definitie terug moeten naar het federale niveau.

Deze redeneringen vertrekken vanuit een foute logica, van een vooraf bepaald einddoel. Een staatshervorming moet daarentegen vertrekken van een voor liberalen simpele stelling: organiseer de overheid, de bevoegdheden en structuren op een zodanige manier

dat ze tot de meest optimale dienstverlening voor haar burgers leidt. Efficiëntie moet daarbij centraal staan.

Om tot zo’n staatshervorming te komen, laten we ons als liberalen leiden door de principes van subsidiariteit en fiscaal federalisme. Daarbij wordt gekozen voor centralisatie van bevoegdheden op grond van schaalvoordelen en negatieve spillovers of decentralisatie op grond van lokale autonomie en democratie dicht bij de burger.

Wanneer de verschillen in politieke voorkeuren niet opwegen tegen de schaalvoordelen of negatieve spillovers, dan wordt een bevoegdheid best uitgeoefend op een hoger niveau. Wanneer er echter weinig schaalvoordelen zijn terwijl er wel duidelijke verschillen in politieke voorkeuren zijn, dan wordt de bevoegdheid best op een lager niveau uitgeoefend.

Het is daarom onbegrijpelijk dat het lokale bestuursniveau vaak totaal niet aanwezig is in de discussie van de staatshervorming. Terwijl net dit niveau het dichtst bij de burger staat.

Vanuit bovenstaande principes moet je eerst de vraag stellen welke bevoegdheden door steden en gemeenten kunnen uitgeoefend worden. Pas wanneer een lokale aanpak op maat niet mogelijk is of niet opweegt tegen de schaalvoordelen van een hoger overheidsniveau, wordt een bevoegdheid uitgeoefend op het deelstatelijke, daarna het federale, en ten slotte op het supranationale niveau. We gaan met andere woorden voor een radicale bottum-up benadering.

Met bovenstaande principes in het achterhoofd, leggen we zes bouwstenen op tafel voor een België dat tegen 2030, bij haar tweehonderdste verjaardag, in een nieuwe plooi moet liggen.

1. Grotere, slagkrachtigere lokale besturen

In lijn met onze bottom-up benadering versterken we de autonomie van onze lokale besturen.

Wanneer je meer bevoegdheden en verantwoordelijkheden toewijst aan lokale betsturen vraagt dit ook een zekere schaalgrootte. Vlaanderen heeft vandaag 300 gemeenten, Brussel telt op zichzelf al 19 gemeenten. Ter vergelijking: in Denemarken heeft men slechts 98 gemeenten, die samen meer dan 65% van de Deense overheidsuitgaven voor hun rekening nemen.

Kleinere gemeenten worden daarom verder gestimuleerd om te fuseren, waarbij 40.000 inwoners als richtlijn wordt gehanteerd.

Als gevolg van deze operatie kunnen de provincies definitief worden afgeschaft.

2. Een België met 4 deelstaten.

Artikel 1 van de Grondwet bepaalt dat België een federale staat is, “samengesteld uit de gemeenschappen en de gewesten”. De ooit begrijpbare opdeling is vandaag een van de belangrijkste oorzaken van onze complexe staatsstructuur. Zeker langs Franstalige en Brusselse kant.

We pleiten daarom voor een België met 4 volwaardige deelstaten waarbij het onderscheid tussen gemeenschappen en gewesten geen rol meer speelt. Naast de centrale overheid, die als spelverdeler een belangrijke rol blijft spelen, bestaat dit federaal België uit de deelstaten Vlaanderen, Wallonië, Brussel en Oost-België.

Met vier volwaardige deelstaten breek je de binaire verhouding en opbouw die vandaag een van de oorzaken is van veel blokkeringen.

De deelstaten hebben constitutieve bevoegdheden waardoor ze onderling afspraken kunnen maken om bepaalde bevoegdheden samen uit te oefenen of aan elkaar te delegeren. Zo kan Oost-België

met de Waalse deelstaat perfect op economisch of ander vlak blijven samenwerken zonder dat Oost-België hiervoor hun eigen beleid of administratie moet oprichten. Net zoals de Vlaamse deelstaat ook Vlaamse cultuur- of onderwijsinstellingen kunnen blijven financieren in Brussel. Maar de beslissing tot samenwerking zal wel vanuit de deelstaten hiertoe moeten genomen worden.

3. Homogene bevoegdheidspakketten

De huidige bevoegdheidsverdeling is zoals eerder aangehaald een kluwen. Bevoegdheden dienen zo volledig mogelijk op één bestuursniveau te worden uitgeoefend. Vandaag is er in theorie wel exclusiviteit van bevoegdheden, maar bevoegdheden zijn doorheen diverse staatshervormingen op een dermate manier uiteengerafeld dat je ondanks die exclusiviteit toch voortdurend moet samenzitten en overleggen.

Van deze verbrokkeling moeten we af zodat we een veel helderder kader hebben over waar welke bevoegdheden in z’n geheel worden uitgeoefend.

Dat betekent niet dat op bepaalde terreinen onderlinge afstemming en gedeelde bevoegdheden noodzakelijk of wenselijk zijn.

Dit zal bovendien ook spelen als men lokale besturen in bepaalde thema’s een veel grotere rol zal geven.

4. Een federale scheidsrechter

Vandaag hebben we veel verbrokkelde bevoegdheden en tegelijk weinig interne beslissingsmechanismen die een blokkering kunnen vermijden. Het slechtste van twee werelden.

Zelfs in het kader van homogene bevoegdheidspakketten, zullen er steeds situaties zijn waarin meerdere overheden met elkaar rond te tafel moeten.

Om ervoor te zorgen dat dit niet eindigt in een permanente diplomatieke conferentie, wordt er een hiërarchie der normen ingevoerd, daar waar er eventueel gedeelde bevoegdheden zouden ontstaan, naar analogie van het Duitse ‘Bundesrecht bricht Landesrecht’.

Daarnaast is in geval van crisismomenten of in het geval van internationale verplichtingen een scheidsrechter nodig wanneer de deelstaten er onderling niet uitgeraken. Dit kan eventueel via een uitbreiding van het substitutierecht.

5. Naar meer fiscale autonomie binnen een hervormde financieringswet

De financieringswet wordt aangepast om de deelstaten meer fiscale autonomie te geven over het eigen inkomens- en uitgavenpatroon. Dit creëert responsabilisering. Die moet op de volledige economische output van een deelstaat gebaseerd zijn, en niet enkel de personenbelasting als parameter gebruiken.

Bij het hertekenen van het financieringsmodel van ons land zorgen we voor een gezond evenwicht tussen solidariteit en responsabilisering. Een gemeenschappelijke federale sokkel garandeert het solidariteitsprincipe in ons land.

6. Voer een federale kieskring in

Elk bestuursniveau moet zijn eigen politieke opbouw hebben. Meer dan de taal zijn het ideologische verschillen die het debat en beleid moeten beheersen. In Vlaanderen zijn liberalen Vlaming onder de Vlamingen. In België zijn we Belgen onder Belgen.

We installeren daarom een federale kieskring zodat federale politici en politieke partijen verantwoording kunnen afleggen bij de gehele bevolking. Het spoort politici en partijen aan om ook in de andere

deelstaten campagne te voeren, te communiceren en een discours voor alle burgers van het land te ontwikkelen.

Concreet denken wij aan een federale kieskring waarin een beperkt aantal leden van de federale Kamer worden verkozen.

Iedere kiezer brengt twee stemmen uit in ons systeem: een lokale stem (A) en een federale stem (B). Voor de B-stem mogen gemeenschappelijke lijsten opkomen. Politieke families zullen voortaan dus kunnen beslissen om gemeenschappelijke, meertalige lijsten te presenteren met Nederlandstalige, Franstalige en Duitstalige kandidaten. Een dubbele kandidatuur (in de federale én in lokale kieskring) voor eenzelfde parlement wordt toegestaan. Het geheel van de parlementszetels moet proportioneel verdeeld zijn. Je zou twee derde van de Kamer kunnen laten verkiezen in kleine arrondissementele (of regionale, in Vlaanderen) kieskringen (A). Eén derde wordt dan verkozen via één federale kieskring (B).

Aangezien elk bestuursniveau zijn eigen politieke opbouw en logica heeft, zeker nu we niet meer kunnen spreken van een tweeledig of binair België, nemen we afscheid van de samenvallende verkiezingen. In de toekomst vallen niet meer dan twee verkiezingen samen op één dag. Er zit telkens een periode van minimum zes maanden tussen.

Politieke vernieuwing: van particratie naar democratie

Weinigen realiseren zich dit, maar bij de stichting van de moderne vormen van democratie eind achttiende eeuw, bestonden er geen politieke partijen. In de Belgische Grondwet worden politieke partijen geen enkele keer vernoemd. Kiezers stemden voor personen waarin zij hun vertrouwen stelden. De relatie was niet zozeer ideologisch of inhoudelijk gekleurd dan wel persoonlijk.

Politieke partijen ontstonden, samen met de zuilen, in de loop van de 19e eeuw. Met de verruiming naar het algemeen enkelvoudig stemrecht begin 20ste eeuw werden die partijen steeds belangrijker. Aangezien het aantal stemgerechtigden steeds verder groeide, verminderde tegelijk de persoonlijke band tussen de kiezer en zijn of haar vertegenwoordiger. Enter politieke partijen als noodzakelijke structuren.

Structuren die zich steeds verder zijn gaan ingraven in het politiek systeem. De manier waarop partijen zichzelf royaal financieren, geeft hier een tastbaar gezicht aan. De verdeling van het geld is bovendien niet het enige waarover in de achterkamers van de macht beslist wordt. Een handvol mensen bepaalt er simpelweg de koers van het land. De partijhoofdkwartieren beslissen, regeringen voeren uit en parlementsleden geven toestemming met een druk op de knop. De zesde staatshervorming werd door acht mensen onderhandeld en vervolgens braaf gestemd door 150 loyale parlementsleden. Meerderheid versus oppositie.

Hoewel de voorbije decennia de macht van de zuilen dan wel is afgekalfd, zien we net een paradoxaal versterkend effect op de particratie. Burgers zijn ontvoogd. In combinatie met de nieuwe sociale media is het stemgedrag volatieler geworden. Partijen lopen veel meer electorale risico’s dan vroeger. Elke verkiezing kan

existentieel zijn. Net daardoor voelen veel partijen de nood om de teugels strakker aan te spannen. Dissidentie is daardoor onbestaande, de cohesiecijfers van de fracties zijn zo goed als absoluut. Dat komt omdat ook hier opnieuw de wet van de particratie geldt. De partij bepaalt wie kans maakt om verkozen te raken met de plek die ze je toebedeelt op de kieslijst.

Parlementen zijn op die manier verworden tot schone schijn. Volksvertegenwoordigers als toneelspelers op de bühne die het beste van zichzelf geven terwijl in de coulissen de deals worden beklonken. Nochtans staat of valt een liberale democratie met de weerbaarheid van haar parlement. Daar en nergens anders situeert zich de toegang tot en controle op de macht van de burger. Die deur sluit zich hoe langer en hoe meer. En die tendens neemt toe.

Het beste bewijs: er zijn nog nooit meer parlementaire onderzoekscommissies geweest dan de voorbije jaren, tegelijk zijn er nog nooit minder ministers opgestapt. Bovendien dragen partijen door hun interne onzekerheid bij aan de politieke stilstand in ons land. Ze durven vaak geen beleid voeren dat risico’s of politieke moed vereist. Politieke partijen en nationale politici zijn verworden tot een keizer zonder kleren.

De eindverantwoordelijkheid voor het afgebrokkelde wantrouwen in onze liberale democratie, ligt met andere woorden bij onze democratische partijen zelf. Het zal erop aankomen de controle van de particratie op onze samenleving te doorbreken.

Hoe? Door onze parlementaire democratie in ere te herstellen en terug recht te laten doen aan haar etymologische oorsprong: het Franse parler en zo het algemeen belang boven het partijbelang te plaatsen.

Naast een hervorming van de staat, vuren we hier alvast graag een even noodzakelijk schot voor de boeg om ons vastgelopen particratisch politiek systeem te ontgrendelen. Zo niet, dreigt de liberale democratie zelf het kind van de rekening te worden. Afspraak in 2030.

1. Rechtstreekse financiering parlementsleden

In 2016 bedroeg het vermogen van de rijkste partij van het land, met name de N-VA, bijna 39 miljoen euro. Ter vergelijking: de VVD, een goed vergelijkingspunt als grootste Nederlandse partij, noteerde op datzelfde moment een vermogen van ‘slechts’ 8 miljoen euro. Dit is duurzaam noch gezond en institutionaliseert de afhankelijkheid van parlementsleden van hun hoofdkwartier. Daarom hervormen we de financiering waarbij we middelen verschuiven, weg van de partijen en fracties, richting de individuele parlementsleden die allen een forfait aan werkingsmiddelen krijgen uitgekeerd.

Daartegenover staat dat we uittredingsvergoedingen voor politici afschaffen en hen inschakelen in het reguliere werkloosheidstelsel.

2. Partijleden als parameter voor partijdotatie

Zoals onder aanbeveling één aangegeven, verschuiven we de middelen van de fracties en partijen richting de individuele parlementsleden. De verlaagde partijdotatie die overblijft, wordt bovendien niet langer enkel en alleen vastgelegd op het aantal behaalde stemmen en het aantal verkozenen in het parlement. Daardoor moeten partijen immers uitsluitend op de verkiezingen focussen en nauwelijks nog andere inkomsten zoeken. Hier voeren we daarom nieuwe parameters in.

Elke partij krijgt een bescheiden forfait aan partijdotaties aangevuld met een matchingsysteem waarbij voor elke euro die partijen binnenhalen uit privé- en ledengiften, de overheid er een halve euro naast legt. Hierdoor zullen partijen meer aandacht besteden aan hun relatie met de leden, wat de kloof tussen politiek en kiezer kan dichten. Partijen zullen sterkere aandeelhouders krijgen tegenover wie de partijtop zich moet verantwoorden. Partijen die (nog) niet in het parlement zitten krijgen zo de kans om te groeien.

3. Gelijke financiering verkiezingskandidaten

Elke kandidaat op de verkiezingslijst mag evenveel uitgeven aan diens campagne. Kandidaten en partijen moeten reeds hun uitgaven bijhouden en indienen. Deze moeten ook openbaar gemaakt worden. Bovendien moderniseren we de wetgeving rond campagne- uitgaven om deze in lijn te brengen met het belang van social media, third party advertising en negative campaigning.

Artikel 48 van de Grondwet wordt hervormd zodat het niet langer aan elke Kamer toekomt om geloofsbrieven van haar leden te onderzoeken en de geschillen hierover te beslechten die hieromtrent rijzen. Vanaf heden wordt het Grondwettelijk Hof bevoegd voor betwistingen inzake verkiezingen voor wetgevende vergaderingen.

4. Afschaffing lijststem en opvolgerslijst

De lijststem en opvolgerslijsten schaffen we af. Kandidaten moeten op eigen merites en op eigen kracht worden verkozen. De kiezer bepaalt wie in het parlement zetelt, niet de partijvoorzitter die de rangschikking op de lijst vastlegt.

5. Panacheren

Bij verkiezingen laten we voortaan ook panacheren toe. Soms zijn de ideologische verschillen tussen twee kandidaten op verschillende lijsten minder groot dan de ideologische verschillen binnen één partij. Het is dan ook perfect mogelijk dat een burger op twee kandidaten wil stemmen die niet tot dezelfde partij behoren. Op deze manier maken we samenwerking in het parlement en tussen volksvertegenwoordigers gemakkelijker.

Iedereen krijgt een maximaal aantal stemmen die hij/zij kan verdelen over verschillende personen, of meerdere stemmen aan
dezelfde persoon.

6. Kleine kieskringen in combinatie landelijke kieskring

Analoog met het systeem van de federale kieskring kiezen we in Vlaanderen voor de invoering van een Vlaams-brede kieskring in combinatie met kleinere kieskring op basis van de nieuwe regio’s.

De kleinere kieskringen zorgen voor een persoonlijkere band tussen kiezer en politicus, wat opnieuw leidt tot meer vertrouwen en een afname van partijmacht. De zogenaamde kortere feedbackloops zorgen ervoor dat nationale politici lokaal zijn ingebed en meer rechtstreeks contact hebben met de burger.

Tegelijk maakt de combinatie met een landelijke (in dit geval: Vlaamse) kieskring het mogelijk om binnen een Vlaamse publieke ruimte een Vlaams-breed debat te hebben met kopstukken die zich tegenover elke Vlaming verantwoorden.

7. Afschaffing van de kiesdrempel

De kiesdrempel schaffen we af. In een pluralistische parlementaire democratie is het normaal dat er een veelheid van stemmen kunnen gehoord worden, indien de burgers hiervoor stemmen.

Bovendien geldt er al een natuurlijke kiesdrempel: je moet in elke kieskring altijd een bepaald aantal stemmen behalen om verkozen te raken in het parlement. Met kleinere kieskringen wordt deze natuurlijke kiesdrempel al iets hoger. Het is niet noodzakelijk om daar een artificiële kiesdrempel aan toe te voegen.

8. Stemrecht van 16 jaar

De afschaffing van de opkomstplicht op lokaal niveau, willen we doortrekken naar alle andere verkiezingen in ons land. We verlagen de minimumleeftijd voor stemrecht naar 16 jaar.

9. Automatische verkiezingen na zes maanden regeringsonderhandelingen

Ons land heeft de slechte traditie om een regeringsvorming lang te laten aanslepen. Er moet een stok achter de deur komen als een patstelling dreigt. Een nieuwe regering moet binnen de zes maanden de eed afleggen, anders worden nieuwe verkiezingen georganiseerd. Op die manier hebben politici en hun politieke partijen een extra aanmoediging om tot een akkoord te komen, zo niet neemt de kiezer opnieuw de regie over.

Daarnaast worden vervroegde verkiezingen op alle niveaus mogelijk.

10. Parlementaire hearings

Kandidaat-ministers worden bij hun aanstelling onderworpen aan een parlementaire hoorzitting naar het model van het Europees Parlement. Dit laat toe dat het parlement de ministers op voorhand kan controleren op hun geschiktheid en dat de parlementaire controlefunctie reeds voor de eedaflegging wordt uitgeoefend.

11. Versterking van de rol van parlementsvoorzitter

Parlementsvoorzitters worden gekozen door het gehele parlement en niet door de coalitie. Het mag daarom ook geen onderdeel zijn van de regeringsonderhandelingen. Om dit te verzekeren, is een tweederde meerderheid noodzakelijk om een nieuwe parlementsvoorzitter te installeren.

12. Generatietoets

Wetgeving moet een generatietoets doorstaan waarbij men zich afvraagt of ze op de lange termijn niet nadelig is voor de toekomstige generatie.

13. Participatieve democratie als aanvulling

We zijn een sterke verdediger van de representatieve democratie waarbij door deliberatie tot besluitvorming wordt gekomen. We pleiten voor nuttige aanvullingen in de vorm van participatieve democratie zoals een burgerbegroting.

14. Minder politiek, betere politiek

Op veel domeinen in onze overheid dient een kerntakendebat zich op. Te beginnen in de politieke wereld zelf, waarbij elke politicus voor zichzelf een expansieve rol ziet weggelegd.

We verminderen daarom het aantal Vlaamse parlementsleden en zetten vaart achter de ingezette interne Vlaamse staatshervorming die moet leiden tot minder bestuurlijke verrommeling.

Kabinetten worden kleiner en hun samenwerking met de administratie versterkt.

Showing 1 reaction

Please check your e-mail for a link to activate your account.
  • Benjamin Torfs
    published this page in Jong VLD Papers 2022-05-27 17:35:58 +0200